Ik dacht dat ik wel lopen kon

Gastschrijver
31 jan 2017

Elf cursisten en ik staan zoals afgesproken om negen uur ’s ochtends klaar om onze Oostenrijkers berggidsen te ontmoeten. Onze volgepropte rugzakken leunen opgelijnd tegen de muur van het pension. De twee gidsen kijken ons één voor één aan. Hun rugzakjes compact, gezichten zongebruind. Na het handenschudden weten we alleen dat de ene al vijfenveertig jaar als ‘Bergführer’ werkt, en de ander vijf. Toch staat hun blik even serieus. Alsof ze een geheim delen waar wij geen weet van hadden.

We wandelen het dal uit en de berg op richting skilift. Nadat we de lift zonder valpartijen zijn uitgestapt spreekt de oude gids pas weer: “Wat denken jullie dat je deze week gaat leren?” We sommen braaf de hoofdstukjes op uit het voorbereidingsdocument: “Touwtechnieken!”, “Gletsjers lopen met stijgijzers!”, “Navigeren in de bergen!” De gids beweegt zijn hoofd lichtjes heen en weer. Dan antwoordt hij met uitgestreken gezicht: “Lopen. Jullie gaan leren lopen deze week.”

Ik dacht dat ik dat wel kon. Lopen in de bergen. Net zoals ik dacht dat ik wel kon vertellen. Dat is toch gewoon hetzelfde als praten, maar dan voor een groep? Nee. Lopen in het dal is een andere wereld in vergelijking met de bergen. Net zoals praten met mijn vrienden niet te vergelijken is met spreken in het openbaar.

Stevig stappen

Die eerste dag lopen we bergopwaarts tot ongeveer 3500 hoogtemeters met 10 kg op onze rug. Om ons heen weinig bomen en begroeiing. Wel veel besneeuwde toppen en donkergrijze bergkammen. Het pad is twee keer zo breed als ik en ligt vol met stenen die in m’n handen zouden passen. Dat betekent dat ik iedere stap een nieuw plekje moet vinden om m’n schoen neer te planten. Om pas door te stappen als ik op dat ene been zou kunnen balanceren.

M’n stadse combinatie van ongeduld, honger naar uitzicht op de bergen en stijve bergschoenen leidt toch al snel tot bijna struikelen. Wanneer iemand me een vraag stelt. Of als ik wil spieken hoe ver de hut nog is. Ieder moment dat ik meer bezig ben met de ander dan met mezelf word ik onmiddellijk gestraft. Even uit balans. Gevolgd door een paar snelle, grote stappen. Met zwaaiende armen. Achteruitkijken of iemand het ziet. Glimlachen. En dan weer door, met al m’n zintuigen op scherp. Focus op die paar meter stenige chaos voor me.

Nog meer leren over spreken met impact? Schrijf je in voor de nieuwsbrief en ontvang GRATIS ons Ebook Schrijf je in

Berglessen

Aan het eind van de dag bereiken we de berghut. Ik plof neer op een houten bankje, m’n hoofd leunt tegen de muur. Bijkomen in de schaduw naast de oude berggids. Hij rookt shag; z’n benen lenig over elkaar gevouwen. Hij begint in verstaanbaar Oostenrijks: “Wat vond je van je eerste dag in de bergen?” Mijn antwoord in Niederdeutsch is kinderlijk vaag: “Leren is niet altijd lekker.” Het is even stil. Intussen stoei ik met m’n ziplock vol studentenhaver en probeer te bevatten wat het betekent om 45 jaar lang wekelijks die beesten van bergen in de ogen te kijken. “De bergen zijn er niet om het je naar de zin te maken,” vervolgt hij, “maar je kunt wel iedere dag van ze leren.” Die gedachte neem ik mee als ik voor een groep sta. M’n publiek is er niet om mij een comfortabel gevoel te geven, wél om me iets te leren.

Barbara Putman Cramer werkt als copywriter en creatief strateeg voor start-ups en volgde in 2013 de opleiding Spreken met Impact. Onlangs bracht ze een week in de bergen door voor een basiscursus alpinisme. Al snel ontdekte ze een hoop overeenkomsten tussen bergwandelen en spreken in het openbaar.